Angstzweet en hartkloppingen.
“Keer maar om juffrouwke, we gaan terug naar het examencentrum.”
Dé zin die je als achttienjarige jongedame niet wil horen tijdens je rijexamen, werd uitgesproken.
Handafdrukken afgetekend in angstzweet op het stuur en hartkloppingen.
Mijn broer en begeleider zat binnensmonds te vloeken. “Hoe was dat nu toch mogelijk dat ik zo een idiote fout had gemaakt?”
Ik was zomaar een verbodsbord C5 voorbijgereden.
Angstzweet en hartkloppingen.
“We gaan meteen terug oefenen, hup draai hier maar naar links.”
Als je van je paard valt, moet je er ook meteen terug opklimmen zeggen ze altijd, dus ik verbeet mijn tranen en volgde instructies van mijn broer.
“Nu moet je mij toch eens uitleggen dat je hier op exact dezelfde plaats tien minuten geleden een C5 bord voorbij bent gereden en je het nu perfect doet. Je maakt die fout ‘normaal’ niet.”
Ik staarde naar de straat die ik netjes voorbij was gereden. Dé straat die ik tien minuten geleden gewoon in was gereden en waar ik mijn rijexamen had verknoeid.
Angstzweet en hartkloppingen.
Ik heb mijn rijexamen drie keer gedaan. De instructeur snapte er de eerste verplichte rijles via de rijschool echt niks van. Het kwam erop neer dat hij me niet echt meer iets kon aanleren. Hoe kon dat nu dat ik twee keer dat examen zo had verknoeid?
Angstzweet en hartkloppingen.
Ongeveer twintig jaar later zijn we nu.
Tegenover mij zit een hoogbegaafde jongen van twaalf.
Zijn eerste rapport van het secundair onderwijs viel tegen. Dik tegen. Zijn ouders zijn lichtjes in paniek, de juf van de lagere school begrijpt er niets van, het huidige leerkrachtenteam is bezorgd.
Want hoe in hemelsnaam kan een slim kind op zo een korte tijd zo achteruit gaan op het schoolse vlak?
De tweede examenperiode staat voor de deur en ik kijk hem recht in zijn ogen. Hij heeft een masker op, maar ik kijk er doorheen.
Ik zie mezelf zitten met klamme handen aan dat stuur van de auto.
Angstzweet en hartkloppingen.
Ik benoem wat ik zie: “Ben je bang dat je slechte examens gaat maken?
Eerst zie ik een kleine schok in zijn ogen en dan wellen de tranen op en knikt hij zachtjes van ja.
Ik babbel met hem over wat ‘slim zijn’ betekent en dat hoogbegaafd niet altijd staat voor ‘super goed rapport met alleen maar vakken in de 90 procent.’
“ Je bent niet kapot hè.” zeg ik met een knipoog naar het einde van het gesprek en hij grinnikt.
“ Je hebt gewoon nooit geleerd om te leren. Dat is oké en we gaan je daarbij helpen. Het komt wel goed.”
Soms voelen hoogbegaafde kinderen een enorme druk om aan hun verworven identiteit van ‘slim kind’ te voldoen. Het stereotype beeld dat nog steeds in de maatschappij aanwezig is, helpt daar absoluut niet bij.
We geven sommige hoogbegaafden onbedoeld angstzweet en hartkloppingen…
Heeft jouw kind ook last van faalangst? Weet je hoogbegaafde kind niet hoe het moet leren?
Blijf er niet mee zitten en vraag professionele hulp indien nodig.
Mooi geschreven!
Merci collega. 🙂